poster palet

People Database Archive: het Archief als Kunstproject – paper

author: Annemie Maes, title: People Database Archive: Het Archief als Kunstproject, Brussels, Luca School of Arts

In een persoonlijk archief werkt de kunstenaar met zijn uitgebreide databank aan beelden en gevoelens en onderzoekt via bepaalde combinaties van heden en verleden de eigen identiteit. Het archief van de identiteit is opgebouwd uit een veelheid aan socio-culturele, historische en psychologische elementen en invloeden. Op hun beurt spelen tijd, plaats en geheugen hierin een belangrijke rol. Het onuitputtelijke aantal combinaties van deze elementen vormt voor de kunstenaar een ideaal speelterrein voor onderzoek van bepaalde constructies.Het archief is tevens de uitvalsbasis voor reflectie over de invloed van deze combinaties van elementen op de representatie van een identiteit.
Een korte reflectie over de functie van het archief als kunstproject.

Het archief als kunstproject

Het ‘archief’ is als concept vandaag de dag niet meer weg te denken uit de hedendaagse kunst. Beelden, woorden, ervaringen, emoties, worden voortdurend gecatalogiseerd en weggeschreven in persoonlijke en publieke archieven, om dan weer terug samengesteld en achtereenvolgens ontleed te worden.
Ook kunstenaars werken met deze archieven, en zien ze als een taal waarvan de code al dan niet moet gekraakt en ontsloten worden.
‘De identiteit’ kan gezien worden als een persoonlijk archief dat gevormd wordt door het totaal aan opgeslagen ervaringen. Deze worden onophoudelijk volgens variabele parameters samengebracht in steeds verschillende configuraties en brengen zo een bepaalde representatie naar buiten.

Klassiek versus actueel : de orde gedeconstrueerd?

In een klassiek gestructureerd archief wordt aan geschiedschrijving gedaan door de keuzes die gemaakt worden bij het archiveren en door de hiërarchische klassificatie van documenten betreffende het onderwerp van het archief.

Een kritiek op deze autoritaire werkwijze werd ontwikkeld door Marcel Broodthaers in zijn project “Musée d’Art Moderne, Département des Aigles”, waarin hij tegelijkertijd het museum als instituut op gelijke lijn zet van het klassieke archief.
Met zijn “Musée d’Art Moderne” ontwikkelde hij een concept dat hem gedurende vier jaar een structuur gaf om maatschappelijke, politieke en institutionele constructies in vraag te stellen.
De ene ‘section’ volgde op de andere, en via deze ‘sections’ ontstond er een complexe, schijnbaar chaotische maar uiterst verweven structuur die echter nooit een concrete vorm leek aan te nemen.
Het beeld van de arend [met al zijn connotaties : poëtisch, realistisch, politiek, sociaal, metaforisch] heeft een sleutelfunctie binnen het project. Door al deze verschillende soorten afbeeldingen te verzamelen in verschillende secties, maakte Broodthaers in wezen een ander soort rangschikking : niet van de arend maar van een classificatiesysteem in werking. Duidelijk werd dat classificatiesystemen hun inhoud een bepaalde orde en structuur opleggen. Maar Broodthaers heeft er alles aan gedaan om de interpretatie van zijn “Musée” naar het publiek zo open mogelijk te houden door misleidingen en contradicties in te lassen.
Zijn museum had zoveel gezichten als er versies waren. Via al deze willekeurige secties [waarbij het ontstaan van de ene de andere ophief] deconstrueerde Broodthaers op ludieke wijze de structuur van het klassieke archief en tegelijkertijd van de machtspositie van het museum.

Ook Derrida ontwikkelt de idee van de deconstructie, om zo het accent te leggen op de constructie. “Via zijn vorm is elke boodschap een ‘constructie’, de vorm neemt alle betekenis.
Maar wat zit er achter die vorm, naast, tussen of onder? Wat wordt er niet gezegd, niet getoond, niet geschreven?” 1
Hij gaat de constructie ontrafelen, de naden blootleggen, de gaten tonen: hoe is iets in mekaar gezet? Het zijn de marges, de lege vlakken, de ongeziene verwijzingen die de betekenis steeds opnieuw mee produceren.

In het hedendaags archief wordt de onmogelijkheid tot ‘volledige archivatie’ en de demonstratie daarvan uitgewerkt. Via zijn netwerkconstructie vormt het een organisch geheel waarin de aandacht ligt op de verbindingen die tussen de verschillende elementen van het archief kunnen ontstaan.
Om nogmaals Derrida aan te halen : “‘Het’ geheel bestaat niet, hoogstens kan er sprake zijn van ‘een’ geheel waarvan de grenzen steeds kunnen worden verlegd en waardoor ook steeds nieuwe interpretaties mogelijk zijn.” 2
De gebruiker baant zijn eigen traject door het archief. Deze weg vormt een segment tussen twee ongedefiniëerde punten. Zonder vertrek- of aankomstpunt brengt hij steeds nieuwe mogelijkheden in kaart, afhankelijk van het niveau waar men de weg opstapt. Telkens worden nieuwe connecties binnen nieuwe contexten gecreëerd en geïnterpreteerd.

Het opslaan, verwerken en doorgeven van archiefinformatie kan gebeuren op verschillende niveaus : individueel in onze persoonlijke herinneringen en collectief in verhalen, rituelen, wetten, concepten, taal en beeld. Maar de betekenisproductie binnen het hedendaags archief speelt zich af op het niveau van de creatie en de interpretatie. Op alle niveaus wordt het archiveren gezien als een open collectie van elementen die alleen maar kan groeien naar de toekomst toe. Uitbreiding is een van de sleutelwoorden.

Bart De Baere in Interarchive : The cultural heritage as a stream of possible narratives : from storage and access to stories, connections and palaver : A cultural policy is able to propose object-based functions alongside person-based ones, such as community- forming or ‘cultural competence’. The object-based functions can be divided into three main dimensions that form a single continuum : creation, presentation and preservation, which are mutually dependent. Culture expresses itself solely in gestures which always originate somewhere, prove themselves (creation), and lead somewhere. Creation is the interpretation of what has gone before, and is therefore always based on the cultural heritage, including reflection.” 3

Een persoonlijk archief : archivaris of translator?

In een persoonlijk archief werkt de kunstenaar met zijn uitgebreide databank aan beelden en gevoelens en onderzoekt via bepaalde combinaties van heden en verleden de eigen identiteit.
Het archief van de identiteit is opgebouwd uit een veelheid aan socio-culturele, historische en psychologische elementen en invloeden. Op hun beurt spelen tijd, plaats en geheugen hierin een belangrijke rol. Het onuitputtelijke aantal combinaties van deze elementen vormt voor de kunstenaar een ideaal speelterrein voor onderzoek van bepaalde constructies.
Het archief is tevens de uitvalsbasis voor reflectie over de invloed van deze combinaties van elementen op de representatie van een identiteit.

Bij het beheren van zijn archief wordt de kunstenaar een ‘archivaris’ die werkt met de verschillende paradoxen eigen aan het archief .
Hij streeft naar volledigheid maar ontdekt de onmogelijkheid om deze te bereiken vermits een archief a priori niet-eindig is. Hij streeft naar een zekere orde en controle onder de vorm van rangschikking maar constateert dat de klassificatie van gegevens een massa aan nieuwe relaties en betekenissen in zich draagt. Hij streeft naar het opslaan van herinneringen om op deze manier het geheugen veilig te stellen maar beseft het risico dat door dit opslaan de herinneringen niet meer aan beleving toekomen.

De hedendaagse kunstenaar die zich bewust is van deze paradoxen en ze als uitgangspunt gebruikt om te werken met zijn archief kan eerder gezien worden als een ‘vertaler’, een definitie die een minder hiërarchische connotatie in zich draagt dan de term ‘archivaris’.
In dat kader citeer ik graag volgende passage van Walter Benjamin:

“Translatability is an essential quality of certain works, which is not to say that it is essential that they be translated; it means rather that a specific significance inherent in the original manifests itself in its translatability. It is plausible that no translation, however good it may be, can have any significance as regards the original. Yet, by virtue of its translatability the original is closely connected with the translation; in fact, this connection is all the closer since it is no longer of importance to the original. We may call this connection a natural one, or, more specifically, a vital connection. Just as the manifestations of life are intimately connected with the phenomenon of life without being of importance to it, a translation issues from the original – not so much from his life as from its afterlife. For a translation comes later than the original, and since the important works of world literature never find their chosen translators at the time of their origin, their translation marks their stage of continued life. The idea of life and afterlife in works of art should be regarded with an entirely unmetaphorical objectivity.” 4

Deze gedachtengang reflecteert het kunstenaarsarchief als een identiteit, van waaruit in een goede vertaling [samenstelling] interessante vragen gesteld kunnen worden onder de vorm van bepaalde representaties. Deze representaties en reflecties pretenderen niet de waarheid in pacht te hebben. Meestal wordt een onderzoek niet doorgevoerd tot een logisch einde, ‘en cours de route’ kunnen verschillende wegen [tegelijkertijd] ingeslagen worden. Deze mix van logische, intuïtieve en historische onderzoeksmethodes bestendigt op haar beurt de actualiteit van- en draagt bij tot de organisch uitdeinende vorm van het archief.

De kunstenaar als vertaler en het archief als een netwerk in voortdurende ontwikkeling sluit het denken van een archief als vorm van controle of zelf-controle helemaal uit. De aandachtspunten liggen hier op het toeval, de cross-overs en de meerlagigheid in de connecties van de verschillende elementen. De zintuiglijke intuïtie en de emoties van de kunstenaar spelen bij deze representaties een belangrijke rol.
In “Discours, figure” verdedigt Lyotard de waarde van dat zintuiglijk ervaren. “Het oog [de intuïtie] maakt zijn eigen verbindingen doorheen het kunstwerk [archief] en staat tegenover het gesproken woord [het logisch denken] dat altijd tekort schiet en nooit kan doordringen tot de verschillende lagen van het werk. Betekenissen moeten ontbonden en terug op andere manieren samengesteld worden.” 5
Werken met het archief is een voortdurende in vraagstelling van bepaalde concepten en zelf- concepten. De complexiteit van de naar voor gebrachte constructies op meerdere niveaus onderzoeken eerder dan kant en klare antwoorden te verwachten.
In deze benadering vervalt de stelling van kunstenaar-archivaris als mogelijke geschiedschrijver in de klasssieke betekenis van het woord : dé geschiedenis bestaat immers niet. Geschiedenis wordt telkens vanuit een ander hoek herschreven, er bestaan duizenden geschiedenissen en evenveel representaties van de identiteit.

Tijdsgeest

Tijd en Plaats. [Espace Temps]. Geschiedenis en cultuur. Politieke-, sociale- en psychologische omgeving vormen de basiselementen van de identiteit. Binnen de constructie van de representatie moeten ze steeds binnen de actuele context geïnterpreteerd worden.
Bekijken we op dat vlak het persoonlijk archief van Andy Warhol : een reeks van 610 kartonnen dozen die een periode van 30 jaar overspannen. Warhol verzamelde hierin op dagelijkse basis foto’s, krantenknipsels, fanmail, persoonlijke briefwisseling, beeldmateriaal voor kunstwerken, katalogi, objecten, uitnodigingen allerhande en tal van andere dagdagelijkse zaken. Hij gaf deze dozen de benaming ‘Time Capsules’. Aan de oorsprong is een ‘time capsule’ bedoeld om de ‘Zeitgeist’ van een specifieke periode te bewaren voor toekomstige generaties. Een paar zorgvuldig uitgezochte items worden daartoe samengebracht, verzegeld en gedateerd opgeborgen. Voor Warhol functioneerden deze time capsules niet enkel in dit opzicht, maar archiveerden ze ook zijn persoonlijk dagelijkse leven. Door deze meest banale details van zijn bestaan te documenteren creëerde Warhol een relatief volledig dagboek van zijn leven en de omgeving waarin hij zich bewoog. Evenals zijn films en audiotapes zijn de time capsules een poging om de tijd en het menselijk bestaan vast te leggen door alles tot het niveau van ‘kunst’ te verheffen. Warhol hanteerde dus niet echt strikte selectiecriteria, maar toch krijgt de buitenwereld bij het bekijken van of werken met zijn Time Capsules-archief een bepaald beeld van de kunstenaar. Het ego van de kunstenaar tot kunst verheven.

Kan het onderliggend gevoel van een tijdsbeeld objectief binnen een kunstenaarsarchief gearchiveerd worden? De invalshoek zal altijd beperkt zijn, vermits het basismateriaal door één persoon is opgebouwd. Maar de lezingen ervan zullen meervoudig zijn. Het voordeel van de archiefstructuur is dat ze ons deze zaken aanreikt, de informatie doorgeeft om zo kritische reflecties los te maken en een interpretatieve dialoog op gang te brengen.

Een andere kunstenaar die werkt met een persoonlijk kunstarchief is Gerhard Richter. Zijn ‘Atlas’ is een monumentaal encyclopedisch ‘work in progress’ dat zijn oorsprong vindt in het archiveren van beeldbronnen voor mogelijke schilderijen. Het documenteert Richter’s fascinatie voor- en zijn analyse van hedendaagse representatievormen en onderzoekt de rol van de fotografie in relatie tot de schilderkunst. Samengesteld uit meer dan 5000 reproducties, amateurfoto’s, snapshots, portretten van historische figuren, pornografisch materiaal, stillevens, eigen fotoos, landschappen etc. staan er meer dan 600 geschilderde panelen tegenover die in strakke installaties tentoongesteld worden.
Naarmate het archief zich uitbreidde begon de kunstenaar het op te delen naar bepaalde referenties : het onderwerp is ‘banaal’ maar het spreekt voor zichzelf over sociale en morele kwesties. Hij bracht zo een fluctuerend stramien naar voor binnen de totaliteit. Meerdere gebeurtenissen, betekenissen en reflecties komen voor tussen de individuele afbeeldingen en de installatie als geheel. Het archief dat in den beginne een improvisatorisch en cumulatief karakter had transformeerde zich, door de tijd heen en langs de weg van publiekspresentaties om, tot een encyclopedisch project met een eigen dynamiek en logica.

De opkomst van de nieuwe media heeft een explosie van de kunstenaarsarchieven, zowel op persoonlijke als op collectieve basis, bewerkstelligt. Vooral het internet biedt als open structuur een dankbaar medium om archieven op globaal niveau optimaal te laten functioneren. Het doorgeven van informatie wordt hier, door de intertextuele eigenschappen, naar een onbeperkt niveau verheven. Verschillende kunstenaarsarchieven maken dan ook dankbaar gebruik van een mix van ‘fysieke’ presentaties ondersteund door een archief op het net.

Het kunstenaarsarchief van the Atlas Group bvb. heeft een historische invalshoek. Via de structuur van deze organisatie documenteert Walid Raad de hedendaagse geschiedenis van Libanon. Met fictieve documentenreeksen [o.a. een serie collages van bomauto’s] , die hij becommentariëert gedurende lezingen, toont hij aan dat zogezegd ‘objectieve’ documenten het verleden enkel weergeven volgens hun contextualisering in het heden.

Het Sarai Urban Archive is het collectief archief van de Indische Raqs Media groep. Het legt de nadruk op sociale en culturele informatieverwerking binnen de hedendaagse stadsgemeenschap. Via tekst-, video- en klankdocumenten toont het de blind spots en absurditeiten in de representatie van dagdagelijkse sociale praktijken binnen deze gemeenschappen. De aard van deze representaties zijn zowel op cultureel- als op geografisch gebied grensoverschrijdend. Via verschillende media zoals hun ‘office voor offline encounters’, lezingen en het internet willen ze belangengroepen en communicatienetwerken opzetten waar over deze zaken op een intellectuele en creatieve manier een kritisch discours kan ontwikkeld worden.

Bij al deze verschillende benaderingen van archieven komen steeds dezelfde vragen terug :
Welke elementen worden naar voor gebracht, en welke blijven in het duister gehuld? Bepaalt de afwezige of niet-uitgesproken informatie niet evenzeer de interpretatie van de representaties uit het archief?
Het kunst-archief draagt in die zin tegelijkertijd de zwakte van de selectieve representatie als de sterkte van de voortdurende reflectie in zich in de relatie kunst en geschiedenis , -sociologie of – psychologie.

De selectieve wegen van het geheugen

Het menselijk geheugen kan ook beschouwd worden als een archief. De wijze waarop wordt omgegaan met de data van het geheugen heeft een enorme impact op onze manier van representeren.
Het selectieve geheugen, toegepast op een onbewuste selectie van het basismateriaal wordt een ideale vorm om elk besef van volledigheid en autoriteit van het archief te ondergraven.

Een digitaal archief, zoals het menselijk geheugen, is geen statisch gegeven. Het geheugen is een opslagplaats van een enorme hoeveelheid aan impressies die toelaten om beelden te reconstrueren wanneer nodig.
Het belang van de opgeslagen informatie ligt erin hoe ze in het heden gebruikt wordt. Het is hoe er met herinneringen wordt omgegaan, het steeds veranderlijke proces van de reconstructie en de interpretatie die de actuele betekenis geeft aan de herinneringen uit het verleden. Representatie wordt gecontextualiseert.

De database van het geheugen functionneert als neurologisch systeem op verschillende niveaus : sociale en culturele gewoontes en praktijken worden dus telkens gereconstrueerd via nieuwe connecties en betekenissen.
Voortdurend worden actuele en autobiografische herinneringen opgeslagen, verbonden, herwerkt en gecontextualiseerd.
Het in stand houden van deze metadata, het bewaren en connecteren van deze persoonlijke gegevens in relatie tot tijd en plaats, vormen de essentiële taak van het geheugen dat zich daarmee profileert als de bezige bij van het identiteitsarchief.

In dit verband wil ik graag Antonio Damasio citeren. Damasio is een neuroloog die onderzoek doet naar emoties en gevoelens en de invloed die deze hebben op het proces van onze beslissingen [en dus op de wijze waarop we ons representeren] en op het vormen van ons bewustzijn.

“Er zijn de conventionele herinneringen, dit zijn beelden van objecten en gebeurtenissen die in het actieve geheugen gelinkt zijn aan een vaste emotionele reactie. En er is het autobiografische geheugen dat beelden oproept uit voorbije ervaringen. Indien beiden gecombineerd worden in het actieve geheugen, dan creëeren deze twee soorten beelden samen een verruimd bewustzijn. Dat verruimde bewustzijn geeft ons het gevoel van onze identiteit ([wat ik hier interpreteer onder ‘representatie’ – a.maes] , het geeft ons het gevoel te weten wie we zijn – wat nog verschillend is van het eigen IK [wat ik hier interpreteer onder ‘identiteit’ – a.maes]. Dit gevoel van persoonlijkheidsbesef wordt bepaald door een steeds opnieuw geactiveerd autobiografisch geheugen.” 6

De disconnectie met ons autobiografisch geheugen zou dus een probleem vormen voor onze representatie. Deze disconnectie heeft geen verlies van identiteit [van het IK] tot gevolg, maar wel het verlies van de connectie met die identiteit.
Wanneer er geen herinnering van de basiselementen meer mogelijk is geeft dit een totaal chaotische representatie van het individu.

Juist deze representatie is een sleutelmoment voor een individu om te existeren binnen het cultureel circuit. Cultuur wordt geproduceerd door gemeenschappelijke betekenissen die hun oorsprong vinden in het door het geheugen bewaarde verleden en die gecontextualiseerd worden in het heden onder de vorm van een gemeenschappelijke taal. We kunnen hier spreken van het collectief geheugen. Het ontbreken van de codes om deze geproduceerde en in taal vervatte betekenissen uit het collectief geheugen te kunnen ontcijferen, verhindert het functioneren van het individu binnen dit cultureel circuit.

____________________________

1 Tekens aan de wand – Hedendaagse stromingen in de kunsttheorie (W. Elias) uitgeverij Hadewijch, 1993 – p 171
2 Ibid. p 170
3 Potentiality and Public Space – Archives as a metaphor and example for a political culture (Bart De Baere) – Interarchive, uitg. Walther König, Köln 2002 – p106
4 The Task of the Translator – Illuminations (Walter Benjamin) Schocken Books, New York , 1969 – p 71
5 Tekens aan de wand – Hedendaagse stromingen in de kunsttheorie (W. Elias) uitgeverij Hadewijch, 1993 – p 275
6 Information is alive – The Memory as living Archive (interview van Arjen Mulder met Antonio Damasio) – Nai Publishers, Rotterdam, 2003 – p 153 e.v.